Getuigenissen

Hommage aan Erna VAMOS, onze moeder
Haar culturele en artistieke nalatenschap

Mijn broer Elie heeft de kwaliteit beschreven van de intellectuele nalatenschap die we aan mama te danken hebben (zie hieronder). Alle drie hebben we op onze manier haar duidelijke of intrinsieke boodschap verwerkt en ieder van ons heeft die overeenkomstig zijn waarden en engagement betuigd.
Om mama’s immateriële nalatenschap aan te vullen moeten we er de culturele en artistieke aspecten aan toevoegen.
Mama was kunstenaar in alle betekenissen van het woord, ze gaf evenveel als ze kreeg, ze was net zo goed in staat dingen te waarderen als er uiting aan te geven in ettelijke artistieke vormen: ze hield van literatuur, muziek, beeldende kunsten… Afgezien van haar relaties met haar geliefden was er niets wat haar intenser gelukkig maakte dan het contact met een artistiek meesterwerk: cantates van Bach, doeken van Rembrandt, romans van Stefan Zweig, films van Eisenstein… Zo beleefde ze de twintig jaar die ze in Congo doorbracht als een ballingschap, waarin ze niet alleen concerten, toneelstukken en tentoonstellingen moest missen, maar vooral contacten met bevriende kunstenaars en intellectuelen als pianist Andor Földes of antropoloog Géza Róheim, om maar enkelen te vermelden. In de jaren na vaders overlijden in 1940, die toevallig ook de oorlogsjaren waren, leed ze onder dat schromelijke tekort aan contacten, die ze nodig had voor haar artistieke expressie. Maar wat een immense, haast kinderlijke vreugde in de brief uit 1942, toen ze het pakje met materiaal voor olieschilderingen had ontvangen en de ruime set pastels die haar vrienden uit Londen hadden gestuurd.
Als amateurvertolker en deskundige melomaan was muziek bijna net zo levensnoodzakelijk voor haar als schilderen. Maar uit ons radiotoestel kwam alleen geluid van een afgrijselijke kwaliteit. Tot de eerste luxevoorwerpen die mama zichzelf gunde behoorden de piano die ze aanvankelijk huurde en later kocht, en de partituren die ze uit Engeland liet komen. Zo waren de eerste muziekstukken die ik hoorde de mij dierbare stukken van Bach, Beethoven, Schubert en Chopin, die mama zo goed vertolkte. Binnen de kortste keren deelde ik haar passie voor Johann Sebastian Bach. Ze heeft ook haar liefde voor de Europese en Afrikaanse kunst aan ons doorgegeven. Haar bibliotheek zat vol kunstboeken en reproducties (vooral uit het Italiaanse quattrocento), die ons deden dromen van Florence en Parijs. Haar interieur was verfraaid met Afrikaanse objecten die ze in Tsjaad en Congo had gekocht en die een belangrijke bron van inspiratie voor haar betekenden. Ze had respect en bewondering voor Afrikaanse kunstenaars als Mwenze-Kibwanga, die ze in Elisabethstad had leren kennen.
In één woord: ze heeft ons cultuur nagelaten, haar cultuur, en niet het laagje vernis waarmee je in hoge kringen kunt schitteren, wél haar vermogen een diep geluk te voelen als je in contact komt – een sensorieel en/of intellectueel contact – met een meesterwerk. De voorbije jaren ben ik de onschatbare waarde van die immateriële nalatenschap meer op prijs gaan stellen, die voor ons het beste middel is om moeilijke momenten te doorstaan.
Nog een opmerking ten slotte over mama’s kijk op haar eigen kunst. Ik preciseer alvast dat die niet beperkt bleef tot een broodwinning alleen: in haar doeken komt een ware passie, een diepe noodzaak tot uiting om zich via het schilderen uit te drukken. Zolang ik me herinner, heeft ze haar werk altijd aan een kritische blik onderworpen. Haar creaties vormden aldus niet alleen een bron van geluk, maar ook van frustratie.
Als ik tegenwoordig de correspondentie met haar vrienden herlees, komen de zeldzame confidenties die ze me in dit verband heeft toevertrouwd me weer voor de geest. Hoe ze na vaders overlijden gedwongen was haar werken te verkopen aan een publiek dat niet echt openstond voor haar kunst en hoe ze zich verplicht voelde om een conventionele figuratieve kunstvorm toe te passen, met minder contrasten…

Hoewel ze zich bewust was van haar grenzen, die te maken hadden met haar gebrek aan zelfzekerheid en vrije expressie, wist ze hoe dan ook dat ze het met haar potentieel veel verder had kunnen brengen, tenminste als ze zich in een gunstiger omgeving had bevonden. Bovendien werd de figuratieve kunst in de naoorlogse decennia, die exact samenvielen met de jaren van haar artistieke productie, als voorbijgestreefd beschouwd, zodat mama zich in Europa en Israël, waar ze de laatste jaren van haar leven heeft doorgebracht, niet langer gewaardeerd voelde. Ze had de indruk niet langer als kunstenaar te worden erkend.

Esther Vamos-Hurwitz
Mei 2015